Hoe Suriname “geruild” werd voor New York: Feit of Fabel?
In het collectieve geheugen van Suriname, Nederland én de Verenigde Staten leeft al eeuwenlang een fascinerend idee: Suriname zou ooit zijn “geruild” voor New York. Het is een verhaal dat tot de verbeelding spreekt: de ene kolonie met vruchtbare tropische gronden tegenover een toen nog onbeduidend stukje land aan de oostkust van Amerika. Hoe zit dat precies? Is het een historische werkelijkheid of vooral een hardnekkige mythe die goed klinkt in geschiedenisboeken?

In deze blog duiken we diep in de zeventiende eeuw, in de tijd van koloniale expansie, internationale handel, oorlogen en politieke deals. We bekijken het ontstaan van deze mythe, het beroemde Verdrag van Breda, de rol van de Nederlanders en Engelsen, en de lange schaduw die dit akkoord tot vandaag werpt.


De context: Europa in oorlog, Amerika in ontwikkeling
In de zeventiende eeuw waren de wereldzeeën het strijdtoneel van Europese grootmachten. Nederland, Engeland, Frankrijk, Portugal en Spanje streden om de controle over handelsroutes, specerijen, slaven en grondstoffen. Kolonies waren letterlijk van levensbelang: wie over de rijkste gebieden beschikte, kon economische en militaire macht uitbouwen.

Nederland was in de Gouden Eeuw een maritieme supermacht. De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) beheerste de handel in het oosten, terwijl de West-Indische Compagnie (WIC) verantwoordelijk was voor de handel met Afrika, het Caribisch gebied en delen van Amerika.

In deze context begon Nederland in de vroege 17e eeuw een kolonie te bouwen aan de oostkust van Noord-Amerika: Nieuw-Nederland, met als centrum het eiland “Manahatta”, nu beter bekend als Manhattan. Tegelijkertijd ontwikkelden ze in Zuid-Amerika de kolonie Suriname, een gebied met enorme landbouwpotentie.


Nieuw-Nederland: een Hollandse droom in Amerika
Nieuw-Nederland werd in 1624 gesticht door de WIC. De kolonie strekte zich uit langs de rivier de Hudson en omvatte delen van het huidige New York, New Jersey en Delaware. In 1626 “kochten” de Nederlanders Manhattan van de lokale inheemse bevolking voor goederen ter waarde van ongeveer 60 gulden — een transactie die vandaag vaak wordt voorgesteld als hét symbool van koloniaal opportunisme.

Nieuw-Amsterdam, het latere New York, groeide gestaag. De stad had een multiculturele bevolking, bestaande uit Nederlanders, Duitsers, Vlamingen, Fransen, Afrikanen (veelal slaafgemaakten) en Joden. Toch bleef het aantal kolonisten beperkt. Engeland, dat ook aanspraak maakte op het gebied, had de ambitie om heel Noord-Amerika onder controle te krijgen.

In 1664 viel Engeland Nieuw-Amsterdam binnen. De Nederlanders, slecht voorbereid, gaven zich over zonder veel verzet. De stad werd omgedoopt tot New York, ter ere van de hertog van York, de latere koning James II.


Suriname: de ‘zoetere’ kolonie
Suriname, aan de noordoostkust van Zuid-Amerika, werd in 1650 bezet door de Engelsen onder leiding van Francis Willoughby, gouverneur van Barbados. Ze vestigden daar plantages, maar pas in 1667, tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, veroverde de Zeeuwse admiraal Abraham Crijnssen het gebied voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

De Nederlanders troffen in Suriname vruchtbare gronden aan, een tropisch klimaat, en mogelijkheden voor suikerriet-, koffie- en katoenplantages. Met de inzet van slavenarbeid uit Afrika groeide Suriname al snel uit tot een economische parel in de Nederlandse kroon.

 

Het Verdrag van Breda (1667): vrede én koloniale uitruil
Na drie jaar oorlog sloten Nederland en Engeland op 31 juli 1667 vrede via het Verdrag van Breda. Dat verdrag bepaalde onder andere dat elk land de veroveringen zou behouden die het op het moment van de ondertekening in bezit had. Dit betekende:

  • Engeland behield Nieuw-Nederland, inclusief Manhattan.
  • Nederland behield Suriname.

Dit simpele akkoord legde de basis voor de mythe: Suriname voor New York. Maar het was geen letterlijke ruil; er was geen expliciete één-op-één transactie. Het was eerder een geopolitiek compromis, waarin beide partijen op verschillende plekken winst en verlies boekten.


Was het een "ruil"?
Technisch gezien: nee. Historisch gesproken was het geen klassieke ruil zoals we dat vandaag zouden verstaan (iets geven in ruil voor iets anders). De onderhandelingen gingen over meerdere kolonies wereldwijd. Engeland gaf bijvoorbeeld ook gebieden in de Cariben en Azië op, en Nederland behield onder meer het eiland Run in de Banda-eilanden (belangrijk voor de nootmuskaathandel).

Maar de beeldvorming is hardnekkig. Door de focus op twee relatief bekende plaatsen — Suriname en New York — lijkt het alsof er een rechtstreekse wisseltruc plaatsvond. In schoolboeken, populaire verhalen en zelfs in politiek debat wordt deze versimpeling vaak herhaald.


Waarom Suriname als winst werd gezien
In de 17e eeuw keek men met totaal andere ogen naar koloniaal bezit dan vandaag. Landen zochten niet per se uitgestrekte stedelijke gebieden, maar winstgevende landbouwkolonies. Suriname, met zijn vruchtbare grond, tropisch klimaat en grote potentie voor suikerrietproductie, werd als bijzonder waardevol gezien.

Manhattan daarentegen was in 1667 een relatief onbeduidende handelspost met beperkte landbouwmogelijkheden. Het was ook moeilijk te verdedigen en lag geïsoleerd te midden van Engelse kolonies. Vanuit dat perspectief was de keuze logisch.

De Nederlanders dachten strategisch: beter één rijke, controleerbare kolonie in Zuid-Amerika dan een kwetsbare post in Noord-Amerika die toch al moeilijk te behouden viel.


Wat als Nederland New York had behouden?
Deze alternatieve geschiedenis spreekt tot de verbeelding. Stel je voor: een Nederlandstalig Manhattan, Hollandse architectuur langs de Hudson, stroopwafels in plaats van bagels op elke straathoek. De realiteit had waarschijnlijk veel complexer uitgepakt.

De Engelse kolonisatie in Noord-Amerika was veel omvangrijker dan de Nederlandse. Zelfs als Nederland Nieuw-Amsterdam had behouden, zou het vroeg of laat onder Engelse invloed zijn gekomen. De militaire, economische en demografische macht van Engeland was in de regio veel groter.

Daarnaast had Nederland in de loop van de 18e eeuw moeite om zijn overzeese rijk effectief te besturen. Suriname bleef belangrijk voor de Nederlandse economie tot ver in de 19e eeuw, ondanks het menselijk leed dat eraan verbonden was via slavernij.


De gevolgen voor Suriname
Door het behoud van Suriname richtte Nederland zich intensiever op deze kolonie. Suriname werd een centrum van plantage-economie, volledig afhankelijk van de uitbuiting van slaafgemaakten. In de eeuwen die volgden, groeide de bevolking van slaafgemaakten sterk, evenals de rijkdom van Nederlandse plantagehouders.

De keerzijde was verschrikkelijk: tienduizenden Afrikanen werden gedeporteerd, mishandeld en vermoord. Suriname ontwikkelde zich als een van de meest brute plantagekolonies in het Nederlandse rijk. De focus op winst uit suiker en koffie betekende dat menselijke waardigheid decennialang werd ondergeschikt gemaakt aan economische belangen.


De mythe in de populaire cultuur
De idee dat Nederland Suriname “geruild” heeft voor New York is niet alleen historisch interessant, maar ook cultureel. In schoolboeken, musea, kinderprogramma’s en toeristische brochures keert het verhaal vaak terug. Waarom blijft deze mythe zo hardnekkig?

  1. Beeldspraak: De tegenstelling tussen tropisch Suriname en wereldstad New York is visueel en inhoudelijk krachtig.
  2. Nationalisme: Het idee dat Nederland “New York heeft weggegeven” kan worden ingezet om kritiek te leveren op het koloniale beleid.
  3. Simplificatie: Verhalen hebben narratieve eenvoud nodig. Een ruil is eenvoudiger te begrijpen dan een geopolitiek compromis.

Toch is het belangrijk om nuance te blijven aanbrengen. De geschiedenis is zelden zwart-wit en bestaat meestal uit grijstinten, belangen, toevalligheden en menselijke inschattingen die pas achteraf historisch lijken.


Wat zegt dit verhaal over kolonialisme?
De vermeende ruil Suriname-New York is niet alleen een anekdote, maar ook een venster op bredere thema’s: de manier waarop koloniale machten dachten, de waarde die ze hechtten aan gebieden en mensen, en hoe economisch gewin vaak zwaarder woog dan menselijke overwegingen.

Voor Suriname betekende het behoud als kolonie een eeuwenlange periode van koloniale onderdrukking, slavernij en economische exploitatie. Voor Manhattan begon de transformatie tot een van de belangrijkste steden ter wereld.

Slotbeschouwing: geschiedenis herschrijven of begrijpen?
Het idee dat Suriname werd geruild voor New York is hardnekkig, maar simplistisch. Het Verdrag van Breda leidde tot een situatie waarin Nederland Manhattan opgaf en Suriname behield, maar het was geen bewuste en exclusieve ruil. De keuze was onderdeel van een bredere geopolitieke afweging, niet het gevolg van een moment van kortzichtigheid of domheid.

Toch blijft het verhaal waardevol — juist omdat het vragen oproept over kolonialisme, macht, economie, en morele verantwoordelijkheid. Wat vandaag telt als een “verlies” of een “winst”, kan eeuwen later totaal anders beoordeeld worden.

En misschien is dat wel de belangrijkste les uit deze geschiedenis: dat waarde niet vastligt, maar verschuift met de tijd, met belangen, en met perspectieven.


Bronnen & Literatuur:

  • Boxer, C. R. The Dutch Seaborne Empire.
  • Goslinga, C. The Dutch in the Caribbean and on the Wild Coast.
  • Verdrag van Breda (1667), Nationaal Archief.
  • Archiefstukken West-Indische Compagnie (WIC).
  • Geschiedenis Magazine & Historisch Nieuwsblad.

 

Comments (0)

No comments at this moment

New comment

You are replying to a comment

Product toegevoegd om te vergelijken.